dinsdag 7 juli 2009

De splinter en de balk *

Het kabinet geeft Wilders er van langs, maar de bewindslieden realiseren zich niet dat zij uit angst de confrontatie mijden en na de wake-up call van de Europese verkiezingen precies de verkeerde strategie volgen. Het kabinet verdient absoluut geen voldoende hiervoor.

“ Minister zetten aanval op Wilders in” was het nieuws van maandag 29 juni 2009. Volgens Eberhard van der Laan, minister van integratie, heeft het kabinet de moedige aanval op Geert Wilders al eerder ingezet, hij refereerde aan uitspraken van collega’s: “ook Verhagen en Donner hebben onlangs al heel verstandige dingen gezegd.” De laatste die een duit in het zakje deed was Eimert van Middelkoop (CU), hij noemde Wilders “een overgangsfiguur die een achterhoedegevecht levert in het integratiedebat” Het kabinet wil dolgraag aantonen dat Wilders geen gelijk heeft, volgens Jacques Monasch - communicatie en campagnestrateeg - een fuik waar de gevestigde partijen met open ogen inlopen. Uit de Fortuyn-revolte is geen lering getrokken.

Blijkbaar zijn een aantal partijen hard geschrokken dat Wilders niet alleen hoog kan scoren bij Maurice de Hond, maar ook in staat is dit te verzilveren door na het CDA als grootste uit de bus te komen. Ik kan mij dat goed voorstellen. Elsevier-columnist Bart Jan Spruyt sprak zijn hoop uit dat de Europese verkiezingen een tijd van ontwaken zou markeren bij de christelijke partijen. Welnu, de slapende honden zijn wakker, maar blaffen slechts. Voorwerp van hun machteloze woede is – eender als voorheen – Geert Wilders. Politici van de traditionele middenpartijen CDA, VVD, PvdA en D66 blijven hem demoniseren. Regeringspartij CU doet er graag aan mee.

Waarom besluiten politici - in dit geval ministers - tot een aanval op Wilders? Het lijkt me een vorm van paniekvoetbal. Veel politici hebben net zo weinig met de Socialistische Partij als met de partij van Wilders, toch schijnen ze het niet te kunnen laten om steeds te benoemen wat er aan Wilders niet deugt. Het is de arrogantie van de gevestigde partijen waarmee zij in 2001 ook Pim Fortuyn buitensloten. Politici zijn geschrokken van de uitkomsten van de Europese verkiezingen, dat is goed te begrijpen. Maar deze ‘wake-up call’ heeft niet gewerkt. De gevestigde partijen gaan alleen nog maar harder schreeuwen. Ze verwijten Wilders dat hij geen oplossingen heeft terwijl bijvoorbeeld het kabinet er zelf ook niet goed in slaagt naar de kiezer duidelijk te maken wat de oplossingen zijn van grote problemen die juist onder hun regeringsverantwoordelijkheid in het verleden gegroeid zijn. Ik kan mij niet voorstellen dat mensen de uitspraken van minister Van Middelkoop - “Wilders is een overgangsfiguur die een achterhoedegevecht voert” - serieuzer nemen dat wat Wilders te zeggen heeft.

Uit de analyse van, de eerde genoemde, Jacques Monasch in De Volkskrant blijkt dat, wat gevestigde partijen ook zeggen, de gemiddelde burger van Nederland de boodschap heel anders zal ontvangen. Wilders zaait angst, zo zeggen ministers. De kiezer hoort: problemen worden verdoezeld. Politici gaan een eindje mee met Wilders en zeggen vervolgens dat problemen door een kleine groep worden gemaakt: De kiezer denkt: “belachelijk, de gevestigde politiek kan nog niet eens vijftig ‘rotjochies’ aanpakken.” Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Het kabinet ziet een splinter in het oog van de heer Wilders, maar ziet de eigen balk niet. Het kabinet kan duizend-en-een-keer roepen dat Wilders liegt en dat zij wel wat bereiken, maar dat zet geen zoden aan de dijk, zeker niet als de burger daar niet zoveel van merkt. Politici die willen laten zien wat ze kunnen moeten dat niet doen door hun gal te spuwen op Wilders, maar door ook eerlijk naar zichzelf te kijken. Het kabinet gaat niet voorop in het bezingen van de lof van de identiteit van Nederland. Als politicus kan je het ook gewoon oneens zijn met Wilders. Hij staat voor een de verworven moderne vrijheden, de SGP is daar minder enthousiast over. Het eigen verhaal kan alleen de kiezer overtuigen. Voor ons is dat het verhaal over het christelijke geloof - en de doorleving daarvan - als wapen duidelijk en herkenbaar moreel kader tegen ‘ongeloof en revolutie’.

Maar er is een onderliggend probleem. Het probleem heet niet Wilders. Het probleem heeft inderdaad wortels in de, door de sociaal-democratie geschapen, verzorgingsstaat. Velen willen de overheid kleiner, tegelijkertijd blijven ze altijd maar het onmogelijke verwachten van de overheid. De schuld wordt zo makkelijk bij de overheid gelegd. Hierbij moet ik denken aan de bekende uitspraak van Ronald Reagan: “The nine most terrifying words in the English language are: 'I'm from the government and I'm here to help.’” Laat politici samen duidelijk benoemen en vervolgens aanpakken, vooral de problemen waar ze wel wat aan kunnen doen. Maar laat de bevolking geen overdreven verwachting hebben. De gevestigde partijen gaan niet vrijuit: ze hebben al zoveel beloofd. Wilders belooft nog meer, maar krijgt van veel kiezers het voordeel van de twijfel.

* ) Dit artikel stond eerder, aangepast, in het Reformatorisch Dagblad