donderdag 10 maart 2011

De kerk is meer dan de sportclub

Maandag 7 maart schreven Thijs Kleinpaste en Marcel Duyvestijn onder de kop “Wat doet God op mijn belastingformulier” hun bezwaren op tegen de, in hun ogen, bevoorrechte positie van religie. Ik wil graag op drie punten reageren. Het te simpele vergelijk tussen religie en een mening, de overdreven aandacht voor gelijkheid en de ahistorische aard van hun argumentatie.

Volgens Thijs Kleinpaste en Marcel Duyvestijn “heeft God wel een heel grote broek aan (…) God heeft zich diep genesteld in het Nederlandse bestuurlijke systeem.” En dat in een land waar de meerderheid van de bevolking niet religieus is. Kleinpaste en Duyvestijn klinken verontwaardigd. De reden: “Zijn [God] aanwezigheid kan echter een probleem worden als gelovigen en niet-gelovigen ongelijk behandeld worden”. Het is opnieuw de religie van de gelijkheid die krijg voert tegen de religie die eeuwenlang ons land gevormd heeft.

Ik hoef God en het geloof in God niet te verdedigen. Het punt dat de heren maken is namelijk: “geloof wat je geloven wilt. Maar een staat die iedereen vertegenwoordigt moet gelijke gevallen gelijk behandelen”. Desondanks, zou de Schepper van deze werkelijkheid zich laten “doorverwijzen naar de hemel”, zoals Marcel Duyvestijn maandag 7 maart Twitterde? De ontkenning van een transcendente werkelijkheid geeft inderdaad aanleiding tot een visie waarin religie ook maar een mening is. Maar, dat is ook maar een mening.

Als jonge conservatief sta ik diametraal tegenover deze seculiere liberalen van mijn generatie. Het probleem is dat deze politici te weinig de positieve rol kerken in de samenleving zien. Het geloof in God, als moreel kader, verkies ik boven een relativerende visie waarin alles gelijk is en waar er geen mening boven een andere mening telt. Waaruit zou zoiets als moraal dan voortkomen? Waaruit en waardoor wordt het moreel fundament voor onze democratische rechtsstaat dan gevormd? Het zijn juist deze prepolitieke voorwaarden die de Nederlandse democratie nodig heeft en die we niet mogen relativeren.

De gelovige wordt echter voorgetrokken volgens de auteurs. En hier zien Kleinpaste en Duyvestijn een probleem, want kerken en goede doelen worden voorgetrokken door middel van belastingvoordeel, terwijl sportclubs en carnavalsverenigingen dat voordeel derven. Wie zulke vergelijkingen maakt heeft een opmerkelijk wereldbeeld. Beste Thijs en Marcel, deze zaken zijn ook niet gelijk. De sportclub heeft weer andere rechten en privileges dan een kerk.

Er kan alleen sprake zijn van gelijke behandeling als gevallen gelijk zijn.

“Het probleem zit hem in de neiging het geloof in God net even hoger te waarderen dan willekeurig welke andere mening.”, stellen Kleinpaste en Duyvestijn. Die ‘neiging’ is overigens niet nieuw, hoewel het stuk dat lijkt te suggereren. Ik draai het om, en dat met de traditie van Grieken, Romeinen, Joden en Christenen achter mij: “het probleem zit hem in de neiging het geloof in God gelijk te waarderen met willekeurig welke andere mening”.

Opvallend genoeg schrijven zij niet over een belangrijk onderdeel van de rechtsstaat: de vrijheid van godsdienst. Voor mij ligt daar de spits van de discussie. De vrijheid van godsdienst ligt verankerd in een historische strijd. Waarom zijn er in het verleden op basis van slechts ‘meningsverschillen’ zoveel mensen de dood ingejaagd? Het is natuurlijk idioot om, kijkend naar de geschiedenis, religie te zien als “ook maar een mening”.

Het woord ‘mening’ lijkt me ook verkeerd gekozen. Ik waardeer een ideologie, een mensvisie, een levensovertuiging en een religie hoger dan een mening. Het belijden van een religie en het erop nahouden van een mening zijn niet gelijk. Een religie komt niet voort uit het individu, zoals een mening. Tussen religie en een mening is geen is-gelijk-teken te plaatsen. Net zoals meningen niet gelijk zijn. Is een ‘Partij voor de Bloemen’ inhoudelijk gelijk aan een liberale partij als de VVD?

De totale relativering en gelijkstelling van alles vind ik zo verstikkend en onvrij. Gelijkheid en vrijheid verdragen zich niet harmonieus ten opzichte van elkaar. Wie gelijkheid afdwingt verkleint vrijheid en wie vrijheid predikt moet ervan doordrongen zijn dat vrijheid op den duur leidt tot ongelijkheid, omdat mensen niet gelijk zijn. Wie met zulke ideeën over gelijkheid rondloopt moet niet vreemd opkijken zich dagelijks te frustreren over vermeende ongelijkheid.

De kruistocht van deze assertieve secularisten daagt mij uit het debat aan te gaan. Zij zullen met mij moeten erkennen hoe mooi het is dat we een democratische rechtsstaat kennen waardoor we de dialoog aan kunnen gaan. In waardigheid en met respect voor de wereldvisie van de ander. Er zijn veel regimes geweest, niet zelden voortgejaagd door een seculiere religie, die in hun totalitaire macht geen spaan heel wensten te laten van religieuze overtuigingen.

Ik ben blij met minister-president Mark Rutte, want liberalen als hij zorgen er wel voor dat het liberaal blijft.