woensdag 30 december 2009

Oud en Nieuw

Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) schreef in de roerige jaren 1930 dat juist in een tijd waarin de kerk hem tegenviel, de wereld hem meeviel. Het was de tijd waarin de Duitse kerk en Duitse christenen massaal bogen voor het nationaalsocialisme. Zijn vorige antithetische opvattingen - geloof tegen ongeloof en kerk tegen wereld - konden niet langer standhouden. Vrienden, familie, broers en zussen raakten met hem betrokken in het conservatieve hoogburgerlijke verzet tegen Hitler. In die tijd verzwagerde de Duitse kerk zich met Hitler. Anderen, representanten van het Bildungsbürgertum maakten hierdoor een andere, tegenovergestelde, ontwikkeling door. Zij werden weer christen. In elk geval waren zij cultuurchristenen. Met Hitler, zo stelden zij vast, voltrok zich een nihilistische revolutie die het christelijke fundament van de Duitse cultuur niet wilde aanvaarden, alle mooie woorden ten spijt.


Paulus schreef aan de gemeente van Tessalonica over de “wetteloze mens”. Hij schrijft daarbij ook dat er een macht is die de openbaring van deze “wetteloze” tegenhoudt: ”hoewel in het verborgene de wetteloosheid nu al werkzaam is, moet eerst degene die hem tegenhoudt verdwijnen.” De tweede brief aan de Tessalonicenzen is een indrukwekkend gedeelte, waaruit de identiteit van de wetteloze naar voren komt: “zijn komst is overeenkomstig de werking van de satan”. Volgens Paulus gaat het om “de zoon van de ondergang”, aangedreven door Gods grote tegenstander. Het zijn die instituties en deugden die de samenleving dragen, die de democratische rechtsstaat als een warm kleed omringen, het zijn de regels die voorwaarde maakt voor een “gerust en stil leven”. Dat is nodig voor een “vroom en eerbaar leven”. De wereld wordt in stand gehouden met als doel het Koninkrijk van God. Nu ik dit alles schrijf begrijp ik eigenlijk niet dat zoveel christenen zich niet conservatief noemen. Juist het christelijk conservatisme heeft deze noties in zich: de ongeschreven gedragregels en wetten uit de christelijke traditie zijn kurken waarop de Nederlandse democratie drijft. Vreedzaam samenleven betekent behouden wat we hebben. De wetten van het Koninkrijk staan in onze zielen gekerfd, als wij die breken, breken zij ons vroeg of laat.

Conservatieve christenen moeten daarom ook niet zoveel met zichzelf bezig zijn, maar in de samenleving dit vertellen. Juist dit jaar bleek ook dat zij echt niet alleen staan. Ik denk hierbij aan Amanda Kluveld en Frits Bokestein. Deze cultuurchristenen begrijpen ook waarom onze democratie op losse schroeven staat. Eerst schreef ‘de Bolk’ al dat hij het gelijkheidsdenken laakte: “mensen zijn niet gelijk en godsdiensten ook niet”. Vorige week schreef hij: “het was de intelligentsia die in toenemende mate de ontkerkelijking en het verdwijnen van het christelijk geloof en christelijke cultuuruitingen toejuichte. En het was de intelligentsia die het concept van multiculturalisme als alternatief opdrong en ervan profiteerde.” Nu is het verdacht geworden - zeker onder christenen - om met te spreken over een christelijke Leitkultur, tegen de multiculturele gedachte dat alle culturen gelijk zijn, evenals hun religies die eraan ten grondslag liggen.

Volgens Bolkestein denken christenen in moslimlanden wel even wat anders: “het christendom lijkt in Europa, op Polen en Ierland na, te zijn uitgebloeid. Maar voor anderen is het niet de lusteloze godsdienst die het nu voor ons is.Zij voelen zich terecht door Europa in de steek gelaten.” Soms vallen mensen van de wereld mee, soms vallen mensen van de kerk tegen. Is er eigenlijk wel zo’n verschil? Alle warmte en licht in deze kille wereld komt niet van mensen: God maakt het aanschijn van de bloedrode grond nieuw (Psalm 104:30). Dat is de verwachting die de christelijke traditie altijd met zich heeft gedragen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten