woensdag 30 december 2009

Oud en Nieuw

Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) schreef in de roerige jaren 1930 dat juist in een tijd waarin de kerk hem tegenviel, de wereld hem meeviel. Het was de tijd waarin de Duitse kerk en Duitse christenen massaal bogen voor het nationaalsocialisme. Zijn vorige antithetische opvattingen - geloof tegen ongeloof en kerk tegen wereld - konden niet langer standhouden. Vrienden, familie, broers en zussen raakten met hem betrokken in het conservatieve hoogburgerlijke verzet tegen Hitler. In die tijd verzwagerde de Duitse kerk zich met Hitler. Anderen, representanten van het Bildungsbürgertum maakten hierdoor een andere, tegenovergestelde, ontwikkeling door. Zij werden weer christen. In elk geval waren zij cultuurchristenen. Met Hitler, zo stelden zij vast, voltrok zich een nihilistische revolutie die het christelijke fundament van de Duitse cultuur niet wilde aanvaarden, alle mooie woorden ten spijt.


Paulus schreef aan de gemeente van Tessalonica over de “wetteloze mens”. Hij schrijft daarbij ook dat er een macht is die de openbaring van deze “wetteloze” tegenhoudt: ”hoewel in het verborgene de wetteloosheid nu al werkzaam is, moet eerst degene die hem tegenhoudt verdwijnen.” De tweede brief aan de Tessalonicenzen is een indrukwekkend gedeelte, waaruit de identiteit van de wetteloze naar voren komt: “zijn komst is overeenkomstig de werking van de satan”. Volgens Paulus gaat het om “de zoon van de ondergang”, aangedreven door Gods grote tegenstander. Het zijn die instituties en deugden die de samenleving dragen, die de democratische rechtsstaat als een warm kleed omringen, het zijn de regels die voorwaarde maakt voor een “gerust en stil leven”. Dat is nodig voor een “vroom en eerbaar leven”. De wereld wordt in stand gehouden met als doel het Koninkrijk van God. Nu ik dit alles schrijf begrijp ik eigenlijk niet dat zoveel christenen zich niet conservatief noemen. Juist het christelijk conservatisme heeft deze noties in zich: de ongeschreven gedragregels en wetten uit de christelijke traditie zijn kurken waarop de Nederlandse democratie drijft. Vreedzaam samenleven betekent behouden wat we hebben. De wetten van het Koninkrijk staan in onze zielen gekerfd, als wij die breken, breken zij ons vroeg of laat.

Conservatieve christenen moeten daarom ook niet zoveel met zichzelf bezig zijn, maar in de samenleving dit vertellen. Juist dit jaar bleek ook dat zij echt niet alleen staan. Ik denk hierbij aan Amanda Kluveld en Frits Bokestein. Deze cultuurchristenen begrijpen ook waarom onze democratie op losse schroeven staat. Eerst schreef ‘de Bolk’ al dat hij het gelijkheidsdenken laakte: “mensen zijn niet gelijk en godsdiensten ook niet”. Vorige week schreef hij: “het was de intelligentsia die in toenemende mate de ontkerkelijking en het verdwijnen van het christelijk geloof en christelijke cultuuruitingen toejuichte. En het was de intelligentsia die het concept van multiculturalisme als alternatief opdrong en ervan profiteerde.” Nu is het verdacht geworden - zeker onder christenen - om met te spreken over een christelijke Leitkultur, tegen de multiculturele gedachte dat alle culturen gelijk zijn, evenals hun religies die eraan ten grondslag liggen.

Volgens Bolkestein denken christenen in moslimlanden wel even wat anders: “het christendom lijkt in Europa, op Polen en Ierland na, te zijn uitgebloeid. Maar voor anderen is het niet de lusteloze godsdienst die het nu voor ons is.Zij voelen zich terecht door Europa in de steek gelaten.” Soms vallen mensen van de wereld mee, soms vallen mensen van de kerk tegen. Is er eigenlijk wel zo’n verschil? Alle warmte en licht in deze kille wereld komt niet van mensen: God maakt het aanschijn van de bloedrode grond nieuw (Psalm 104:30). Dat is de verwachting die de christelijke traditie altijd met zich heeft gedragen.

donderdag 24 december 2009

Donkere dagen voor Kerst

Overal duikt-ie op: de boze burger. De boze burger is iemand die altijd denkt ergens recht op te hebben, terwijl dat nooit ingewilligd wordt. Ach, hoe treurig is die toestand. De Volkskrant schreef er deze week over. Opnieuw moet ik denken aan het geweldige traktaat van schrijver Thomas Rosenboom Denkend aan Holland. Waar hij een geniale beschrijving geeft van de boze burger. Nederland is volgens de schrijver een vreemd land, omdat kinderen en jongeren het hier voor het zeggen hebben en de idee meekrijgen dat ze recht hebben op alles wat ze vragen. Bij het ouder worden vergaat dit niet. Nee, het wordt alleen maar erger, individualistischer: jij in het middelpunt! Juichten vroeger enkel the Stones en the Beatles of Johan Cruijff - zij waren helden - nu juicht iedereen in een soort narcistische extase. Maar, is het vreugde? Welnee, het is de idiotie van mensen om altijd maar in opperste staat van opwinding te verkeren: elke week feesten (er is niets te vieren, maar dat geeft niet). Het is ook geen grote, echte vreugde, want die slaat niet van het ene moment op het andere om in een ongetemde boosheid of agressie.

Raar land, Nederland. Hoe meer ik erover nadenk hoe sterker dat nare gevoel wordt: Nederland, Avondland. Jongeren in onze wijk patrouilleren vaak door de straten, ze dwingen anderen tot onderdanig gedrag. Ze lopen doelloos op straat, niets ontsnapt aan hun aandacht. En de sneeuw die deze week viel? Die gebruik je om de mensen eens flink te pesten. Het is zelfs zo erg, dat biologen “nu al voorspellen dat de rudimentaire staart bij de Nederlander weer gewoon zal aangroeien, om tussen de benen te trekken en ongemoeid gelaten te worden - de natuur, de evolutie voorziet immers in alles wat de overlevingskansen vergroot.”

Toch zijn er glimpjes van hoop. In diezelfde de Volkrant is een opmerkelijke fotoserie te zien waarop drie jongeren - terwijl de o zo belangrijke ‘peergroup’ op afstand meekijkt - een oude ‘oma’ helpen die met haar rollator niet in de sneeuw vooruit komt. Geen narcisme, wel groepsdruk, maar ook Gemeinschaftsgefühl. Dat is mooi. Toch ben ik op de dag voor kerst eerder somber. Somber over Nederland. De democratische rechtsstaat wankelt, het fundament brokkelt snel af. Waardoor? Wie de “wetten van het Koninkrijk breekt zal door deze wetten gebroken worden”.

Hoe past kerst in dit verhaal? Kerst 2009 leert christenen dat ze vreemdeling zijn, maar dat is niet alles. Kerst 2009 leert (conservatieve) christenen dat zij zich niet moeten terugtrekking binnen de muren van het ‘refodom’. Kerst 2009 leert christenen dat ze vooral niet beter zijn dan wie dan ook - ze hebben niets op te houden, maar ze hebben wel het heilzame van de christelijke traditie voor de samenleving in de boekenkast, in de handen, in het hart hebben. Kerst betekent proclamatie (Jesaja 40:9) van het Heil voor een donkere, verloren wereld in zonde en schuld. “De wetten van het Koninkrijk” moeten in Nederland wel door christenen doorverteld worden, waar moet het anders van komen hier?

Morgen is het Kerst. God is mens geworden en heeft “ons bezocht met de Opgang uit de hoogte”. Dat is vreugde: boosheid, verongelijktheid maakt plaats voor verwondering en heimwee. Ik sluit af met een geweldig lied van Paul Gerhardt (1607 - 1676):

“Ich steh an deiner Krippen hier,
O Jesulein, mein Leben;
Ich komme, bring und schenke dir,
Was du mir hast gegeben.
Nimm hin! es ist mein Geist und Sinn,
Herz, Seel und Mut, nimm alles hin,
Und lass dirs wohlgefallen!”

dinsdag 8 december 2009

Het moet niet gekker worden

Steeds meer mensen, ook christenen, lijken al maar vaker mee te zingen in het koor der gelijkheidsdenkers. Wat is er aan de hand? Waarom willen we niet de lof bezingen van de christelijke kerk. Seculieren trekken de scheiding tussen kerk en staat door en stellen dat, vanwege dit beginsel, religie geen rol mag spelen in de samenleving. Van de weeromstuit willen christenen een wit voetje halen door de eigen cultuur in de uitverkoop te zetten.

Vorige week was het de week van de ‘minarettenmotie’. Wat men ook vindt van de stellingname van Kees van der Staaij, de motie getuigde van moed, eerlijkheid (het benoemen van het gevoel van onbehagen) en fatsoen. Anders dan het Zwitserse referendum zette deze motie aan tot een gesprek - je zou haast denken dat-ie uit het snotje van ‘theedrinker’ Job Cohen kwam. ChristenUnie-minister André Rouvoet was er als de kippen bij om aan te tonen dat hier toch wel sprake was van een forse aanval op de vrijheid van godsdienst. Twee (overigens door mij gewaardeerde) CU-jongeren volgden hem in diens kritiek op de SGP. Welnu, de vrijheid van godsdienst is nooit in het geding geweest. De motie - het moment was zeer ongelukkig gekozen - gaf uiting van een christelijk-historische visie op onze democratische rechtsstaat. In Nederland zouden christenen en ‘cultuurchristenen’ samen moeten opkomen voor een christelijke Leitkultur.

Maar in plaats van dit te doen relativeren christenen hun cultuur, door te stellen dat Nederland niet langer christelijk is en dat nu eenmaal de meerderheid in een democratie beslist. Dat is natuurlijk waar, maar wie zo relativerend redeneert, mag het nationaal-socialisme niet veroordelen, omdat ze als totalitaire ideologie door middel van de democratie diezelfde democratie - de Weimarer Republik was weliswaar broos - heeft vermoord. Ik ben niet zo zeker van onze democratische rechtsstaat, als zou dat ons wel bewaren voor allerlei vreemde machtsaanspraken. Zonder een christelijk fundament is onze rechtsstaat nabij de verdwijning. Juist, omdat de ongeschreven tradities en gedragsregels het verschil maken. En "Is niet het christelijk geloof de voornaamste bron van onze beschaving?" zo vroeg Edmund Burke zich reeds in zijn Reflections on the Revolution in France (1790) af.

Nu, in een land dat zich rekenschap geeft van haar christelijke geschiedenis zal er ruimte zijn voor elk ander geloof, tenzij ze geen bedreiging vormt voor de democratische rechtsstaat. Dit geldt het christendom, jodendom, de islam, het boeddhisme en ga zo maar door. Maar dit geldt niet voor mensen en fundamentalistische religies die misbruik maken van onze grondrechten, om met een beroep op onze vrijheden ervoor te zorgen dat “Europa via de moederschoot van moslimvrouwen veroverd” zal worden. Het is te naïef dit toe te laten.

Veel seculiere, maar ook christelijke mensen redeneren dat, bijvoorbeeld, moslimscholen bestaan bij de gratie van dezelfde vrijheden als waar reformatorische scholen zich op beroepen. En dit is natuurlijk waar en terecht. Maar “het treurige aan die redenering is dat zij weliswaar correct is, maar weinig bevredigend, omdat zij volledig voorbijgaat aan het feit dat Nederland een eeuwenlange christelijke traditie heeft waarmee de seculiere cultuur van ons land nauw verbonden is, ja er zelfs schatplichtig aan is.” historica Amanda Kluveld op Volkskrant.nl.

Christenen laten de provocatie tegen hun Drie-enige God maar over zich heenkomen. En bieden er ook nog eens volop ruimte voor, vanuit een soort van verlicht idee van naastenliefde. Niet realiserend dat zij met vuur spelen. Een minaret weerspiegelt een aanspraak op een gebied, op een land. Zelfs jonge moslim-architecten in Nederland kunnen zich het verzet tegen de “achterhaalde” architectuur van de zogenaamde “heimweemoskeeën” voorstellen. De opvallende moskeeën in Nederland zijn dan ook grotendeels ontworpen op oer-Hollandse tekentafels.

Ik hoop dat christenen en seculieren, die zich schatplichtig weten aan een bijzondere traditie van christelijk denken, die het fundament van onze samenleving gelegd heeft, tijdig inzien dat het christendom zo gek nog niet is. Als we islam en christendom steeds maar blijven vergelijken en aan elkaar gelijkstellen, omdat ze beiden worden aangeduid als een ‘religie’, onderwaarderen we het christendom. Een miskenning van het belang van onze cultuur, geschiedenis en traditie voor nu.

Na een periode waarin de Amsterdamse gemeenteraad een motie indiende om organisaties met een christelijke identiteit niet langer geldelijk te steunen, de NPV in Rhenen geen subsidie mag ontvangen, Sinterklaas niet meer met een kruis op zijn mijter mag lopen en de Haagse Hogeschool niet langer een kerstboom wil plaatsen, denk ik alleen nog maar: “het moet niet gekker worden.”

Overigens moedig ik iedereen aan het artikel van Amanda Kluveld te lezen en te herlezen.

maandag 16 november 2009

Dominee Doornenbal

Het is maandag. Ik had vandaag een blog willen schrijven naar aanleiding van een bezochte debatavond van SGP-jongeren Urk over ‘Christendom en de PVV’. Misschien doe ik dat later. In elk geval schrijf ik deze week een artikel over het ‘christelijk conservatisme en de SGP’, dat zal ik ook hier plaatsen. Ik wil nu eens niet over politiek schrijven, “er is een weg die nog uitnemender is”.

Gisteren was het zondag en dat is een mooie dag. Met onuitsprekelijk veel vreugde heb ik in één middag bijna het hele nieuwe boek van Bart Jan Spruyt Als je eenmaal hebt liefgehad gelezen. Prachtig, je ziet de weergaloze beelden van licht en kleuren je proeft de euforie over dit Godswonder – laat onze ogen meer uitgaan naar de beeldende schoonheid van Gods schepping. Genoten heb ik van de voelbare strijd tussen romantiek en stichtelijkheid. Beelden, gedachten uit mijn eigen jeugd doemden op. Is dit een wereld, een tijd, zijn dit mensen die al eindeloos, onbereikbaar achter ons liggen? Enerzijds voel ik de melancholie om wat verloren is, aan de andere kant weiger ik haar. Dit boek brengt een goede boodschap.

Het christelijk conservatisme van dominee Doornenbal is volgens Spruyt te typeren als een combinatie van ‘katholieke breedte en tegelijk diepe bevindelijkheid’. Dat is voor moderne ‘refo’s’ een onmogelijkheid, niet in de laatste plaats veroorzaakt door een verengde visie op geloof, kerk en cultuur. Zicht op de katholieke – algemeen christelijk – breedte hebben we nauwelijks, want we voeren oorlog om de kleinste zaken, tegelijk zijn we ook de ‘diepe bevindelijkheid’ kwijt, ik kom daar zo op terug. Refoland is een woestijn, in plaats van een land vloeiende van melk en honing.

Met weerzin kijk ik soms naar het reformatorische gewoel onder de zon. Het is té perfect. Het klopt té goed. Elk onvertogen woord is uitgebannen, de humor bedenkelijk. Ernst heeft daarom plaatsgemaakt voor een serieusheid, zonder ironie, zonder zelfkritiek. Wij weten hoe het moet en wij hebben onze eigen wereld geschapen en elke afwijking daarop is vreemd en verdient niet anders dan ons hoongelach. Het is nu de tijd om de ‘katholieke breedte’ te zoeken.

Doornenbal keerde zich, net als ds. I. Kievit, tegen een theologische ontwikkeling waarin het geloof ‘een verschrikkelijk ingewikkeld ding’ is geworden. Niet weinigen zijn nu bevreesd uitspraken te doen over hun eigen bevinding, want als deze niet ‘overgenomen’ kunnen worden door geestelijk keurmeesters hebben ze een nog grotere geestelijke nood. En zo worden zelfs de heilige zaken langs een menselijke meetlat geplaatst. Dit gaat door tot in het leven-van-alle-dag. Alle ongeregeldheden en vermeende ongerechtigheden zijn uitgebannen, maar hiermee ook de schoonheid van kunst, muziek en literatuur. Een gave die, de door ons zo geprezen, maar weinig gelezen, ‘oudvaders’ wel hadden, als daar zijn: Revius, Bogerman en Voetius. Zij genoten van de schoonheid van de composities van Jan Pietersz Sweelinck. Wie peilt nu nog de diepte van Ein Deusches Requiem van Johannes Brahms, of de ongekende schoonheid van de Passacaglia in C van Johann Sebastian Bach, waarin hij zijn Schepper en Heere roemt?

De haringen van de ‘refotenten’ – die niet langer lijken op de zwarte tenten van Kedar – zijn als met een moker diep ingeslagen in de keiharde grond van ons aardse bestaan. Politiek verzetten wij ons tegen de sociaal-democratische ‘maakbaarheid van de samenleving’, terwijl we zelf de ‘maakbaarheid van de zuil’ omarmen. Zelfs de kritiek van buitenaf zou, volgens sommige opinieleiders in eigen kring, met een ‘reformatorische COC’ gepareerd kunnen worden. Hoe zot.

In de gebrokenheid van ons bestaan passen die mokerslagen niet. Zelfs Doornenbal kon zijn ‘aardsgezindheid’ soms verfoeien – en dat terwijl hij niet aan het ‘stof’ kleefde als andere mensen, maar zich in dat soort ogenblikken slechts hechtte aan de haast paradijselijke aanblikken van het landschap. Het was de strijd tussen romantiek en stichtelijkheid. Maar, iets – diepe bevindelijkheid – ging daar altijd boven uit: Christus in Wie al de volheid woont. ‘Al de volheid! Dan kan toch dit lege leven vol worden, en daarnaar schreit immers ons hart? Als er maar werkelijk plaats voor is.’ Het was de stille roep vol heimee ‘naar de God des Levens, ach wanneer?’ (Psalm 42) ‘Die heimwee hebben, komen thuis.’

Halleluja (een woord dat ds. J.T. Doornenbal wat vaker ging gebruiken toen hij hoorde dat Beppie van de meester dat zo mooi vond).

N.a.v.: Bart Jan Spruyt, Als je eenmaal hebt liefgehad. Over ds. J.T. Doornenbal, geloof, cultuur en politiek (Zoetermeer 2009).

woensdag 4 november 2009

Recht op verschil

“Dan weten ze ook eens hoe dat voelt”, aldus een ambtenaar van minister Plasterk tijdens de presentatie van het onderzoek ‘Recht op Verschil?’ dat prof. dr. Oomen dinsdag in Middelburg presenteerde. De medewerker doelde op de bevindelijk-gereformeerden die zich wel heel erg makkelijk, volgens haar, een soort van slachtofferrol aanmeten als zij vinden dat er in de samenleving minder tolerantie is voor hun orthodoxe opvattingen. Zij zien namelijk steeds minder ruimte.

Het onderzoek richt zich op de percepties en effecten van de implementatie van gelijkebehandelingswetgeving onder orthodoxe gereformeerden. Er is vooral gekeken naar zaken rond het beruchte ‘vrouwenstandpunt’ van de SGP en de recente discussie over de homoseksuele leraren in het bijzonder onderwijs. Voor de uitkomsten en conclusies van het onderzoek verwijs ik naar http://www.gelijkheidsonderzoek.nl/.

De medewerker van het ministerie, belast met homo-emancipatie in het christelijk onderwijs, zag, in tegenstelling tot de conclusies van het onderzoek, de positieve rol van pressie, door organisaties als het COC en door middel van rechtszaken. Dat de overheid neutraal is heb ik toch al nooit geloofd, maar dit is wel het zuiverste bewijs. Mevrouw Veenis ,de ambtenaar, vond het “merkwaardig” dat orthodoxe christenen zich “benadeeld” voelen: “Een collega zette bij een opmerking over dat isolement van orthodoxe christenen in de kantlijn: “Dan weten ze ook eens hoe dat voelt”, daarmee doelend op het isolement van veel homo’s.” Schandalig vind ik het dat iemand in naam van de overheid dit zegt. Wat zal de sfeer op het ministerie ellendig zijn. Ik wil het niet weten.

Gedreven door een emotie willen deze mensen dat orthodoxe christenen zich - ook binnen eigen organisaties, waar goede afspraken zijn gemaakt - aanpassen aan de majoriteit. Vanuit hun standpunt zien ze langzamerhand ‘verbetering’. Het gaat de goede kant op, want die ‘refo’s’ (ellendig woord) kijken al positiever aan tegen mensen met homoseksuele geaardheid. Dat is winst en dat komt, volgens de vazallen van onze onderwijsminister, door de druk van buitenaf. Ik noem dit dictatoriaal. Allereerst wordt er vanuit gegaan dat artikel 1 van de grondwet hoger staat dan de klassieke grondrechten, terwijl dat historisch absolute nonsens is. Godsdiensten, scholen, mensen zijn niet gelijk.

Geloven mag, dat moet iedereen zelf weten, maar het mag geen gevolgen hebben voor het handelen. Hier wordt de arrogante misstap gemaakt dat orthodoxe mensen handelen op basis van geloof, maar dat andere mensen dat niet doen. Iedereen handelt vanuit een overtuiging en de eigen vrijheid raakt altijd de vrijheid van een ander. De vrijheid om, op grond van overtuiging, een leraar met een homoseksuele relatie te weigeren heeft gevolgen voor de vrijheid van die ander. Maar het opleggen van een dwingende gelijkheid raakt ook de vrijheid van mensen.
Ten slotte raakt dit de vrijheid van godsdienst. Als de overheid invloed wil uitoefenen op de opvattingen van gelovigen, dan is dat schokkend. Hier ligt een front. De vrijheid van godsdienst moet verdedigd worden tegenover de massa en tegenover de overheid. In een democratische rechtsstaat moeten de rechten van minderheden verankerd liggen, juist tegenover de meerderheid en de arm van de overheid.

De massa regeert over alles en iedereen. De opvatting van de meerderheid lijken neutraal, terwijl opvattingen van andere groepen - inderdaad gebaseerd op een geloofsovertuiging, maar dat geldt voor elke ideologie - worden benaderd als achterhaalde standpunten. Het enige wat moet gebeuren is een beetje goede voorlichting door de overheid. We missen zo de juiste balans. Waar zijn mensen als Frits Bolkestein gebleven die de waarde van religie en religieuze mensen voor de democratische rechtsstaat zag? Graag wil ik iedereen aanraden het nieuwe boek van Bart Jan Spruyt aan te schaffen en te lezen. Een voorproefje vind je alvast hier. Onze democratische rechtsstaat kan niet zonder een moreel fundament, het christendom, om niet in chaos te eindigen.

Tot slot wil ik heel de SGP oproepen dit serieus te nemen. Ga niet alleen genoeglijk discussiëren over vrouwen en theocratie, daar liggen de fronten niet. Besef de waarde van het christelijk-conservatieve gedachtegoed. Wij zijn de laatste die iets van het moreel fundament voor onze democratie in stand kunnen houden. Vertel dit verhaal verder.

woensdag 21 oktober 2009

Lang leve Zwitserland

Vorige week ben ik teruggekomen van een heerlijke vakantie in mijn ‘tweede vaderland’, Zwitserland. Tien dagen was ik – samen met mijn vrouw – te gast in Zermatt, met zicht op één van de grootste wonderen van de schepping: de Matterhorn (4478 meter). Zwitserland heeft misschien wel de mooiste natuur van alle landen op deze aardkloot. Wat een polderbewoner, als ik, nog meer in het oog springt is de perfectie waarmee de Zwitsers hun omgeving en hun samenleving vormgeven. Zwitserland is een mooi land. En niet zonder reden.

Zwitserland is anders dan Nederland. Nergens is de democratie verder doorgevoerd dan in Zwitserland. Politiek wordt bedreven op straatniveau. Het heeft iets kneuterigs, maar ook zeker iets ordelijks. Veel belangrijker: over orde en veiligheid hoeft de Zwitser zich niet zo druk te maken. Politiek liggen de verhoudingen ook wel wat anders dan in Nederland. De SVP (Schweizerische Volkspartei) is de grootste partij in Zwitserland. Het is een echt rechtse partij. In 2007 won de partij de verkiezingen met een omstreden poster waarop vier (drie witte en één zwarte) schapen op de Zwitserse vlag liepen. Eén van de witte schapen schopte het zwart schaap van de vlag af. ‘Sicherheit schaffen’ was het motto.

Deze maand maakte de SVP opnieuw veel te doen in Zwitserland met een poster met daarop Zwitserland vol met minaretten en een vrouw in een Burqa erbij. De tekst: "Ja, zum Minarettenverbot". De aanleiding is het referumdum (Zwitserland houdt ongeveer over elk mogelijk onderwerp een referendum) dat gehouden wordt over een verbod op de bouw van nieuwe minaretten. Bij peilingen blijkt de bevolking verdeeld: de helft is voor, de helft is tegen het verbod op (nieuwe) minaretten. De politiek correcte Nederlander zal dit heel incorrect vinden, niet tolerant, en vult u maar aan. Maar zijn Zwitsers werkelijk zo onverdraagzaam en niet welgemanierd?

Zwitserland is een land dat, net als Nederland, behoorlijk open is. Burgers zijn connected over heel de wereld, maar weten - misschien juist daarom wel - hun eigen land en cultuur zeer te waarderen. Ze weten wie ze zijn. Zeker jongeren hebben dat besef. Ze zijn voor het Schweizerdeutsch, ze dragen het rood met de witte kruis. Hoe anders als in Nederland waar een lid van het Koninklijk huis zegt dat de Nederlandse identiteit niet bestaat. In Zwitserland – en überhaupt in het buitenland – merk je de onstellende werkelijkheid van Maxima’s uitspraak. Zij weten wie ze zijn en ze hebben het fijn.

En over het verbod op minaretten? De initiatiefnemers van het referendum zagen in een minaret niets anders dan een religieus-politiek machtssymbool. Een verbod hierop schaadt op geen enkele wijze de vrijheid van godsdienst. Inderdaad, godsdiensten zijn niet gelijk en Zwitserland heeft nu eenmaal een cultuur die duidelijk en diep geworteld is in de joods-christelijke traditie.

Wat mij gelijk bij binnenkomst van Zwitserland het meest behaagt is het gevoel van veiligheid. In Zwitserland hebben ze daar bijvoorbeeld politie voor. En daar valt niet echt mee te spotten. Ook jongeren zijn er anders dan in Nederland,het absolute jeugdwalhalla op aarde, waar de jeugd 's avonds patrouille denkt te moeten houden en alles wat vreemd of raar is in hun ogen hun aandacht heeft. Zo zelfs dat - volgens Thomas Rosenboom in zijn pamflet ‘Denkend aan Holland’ - het niet verwonderlijk zou zijn dat in de loop van de tijd de Nederlander te herkennen is aan zijn staart. Immers om te overleven groeien volgens de regels van de evolutie rudimentaire eigenschappen weer aan. In Nederland schijn je alleen goed over straat te kunnen lopen als je je nederig opstelt, met een denkbeeldige staart tussen de benen. Overdreven, natuurlijk, maar er zit wel een kern van waarheid in. De jeugd in Nederland is verwend en denkt het middelpunt te zijn van de samenleving en die moet vooral veel lol hebben. Dat begint al als onze kinderen nog heel klein zijn. Dan zijn ze al koning van hun kinderkoninkrijk waarin volwassenen als gewillige knechten hen omringen. Dan Zwitserland: twee moeders zijn met elkaar in gesprek. Voor een kind duurt zoiets veel te lang. Maar in plaats van te gaan zeuren - denkend recht te hebben op de aandacht die niet gegeven wordt - gaat het kind (ongeveer vier jaar) rustig op de straat zitten met een stuk piepschuim. Zo komt het de tijd wel door. Het weet immers: 'als grote mensen praten ben ik stil'. Dit voorval zou ik kunnen aanvullen met veel andere.

In heel de samenleving blijkt de trots en de perfectie, tot in de opvoeding toe. Terug in Nederland valt gelijk de onrust en het onfatsoen op. Het gebrek aan moraal, het gedrang op stations, het kapot trappen van ruiten door jongeren in onze straat, en: het irritant softe bordje in de bus over de regels in de bus. Alsof het buiten diezelfde bus wel geoorloofd is om te schreeuwen en dingen kapot te trappen. Nederland wordt wakker en gooi de fluwelen handschoen in de ring. Ik overdrijf, dat weet ik. Maar geef mij maar Zwitserland.

maandag 14 september 2009

Religieus onderwijs heeft waarde

Samen met Frank Verhoef en Wouter van den Berg schreef ik vorige week een artikel in De Volkskrant. Dit naar aanleiding van de uitlatingen van Kamerleden Jasper van Dijk (SP) en Tofik Dibi (GroenLinks). Laatstgenoemde zei zelfs een wetsvoorstel in de maak te hebben om ervoor te zorgen dat orthodoxe scholen straks ook leerlingen toe moeten laten waarvan de ouders de grondslag respecteren. Ongemerkt proberen intolerante toleranten hun visie, bijvoorbeeld op burgerschap en het overbrengen daarvan, op te leggen aan iedereen, en wel door middel van de grote arm van de overheid. Het leverde een storm aan reacties op.

Op de forums van volkskrant.nl en De Dagelijkse Standaard werd heftig gediscussieerd. Veel emotie, weinig argumenten. Opmerkelijk was ook de reactie van de Jonge Democraten, twee dagen alter in De Volkskrant. Een standpunt dat al bekend was, aangezien een artikel van dezelfde strekking al een paar maanden eerder in het Reformatorisch Dagblad had gestaan. Ik kan niet anders concluderen dan dat Rob Jetten en Thijs Kleinpaste weinig hebben begrepen van de inhoud van de christelijke religie. Bovendien misbruiken zij de term vrijheid om mensen die daar een andere visie op hebben hard af te straffen, nota bene weer via de overheid. We zitten hier midden in een ideologisch fel debat. En dat is nodig ook. Helaas heb ik het nare gevoel dat maar weinig orthodoxe christenen (willen) door hebben, welke argumenten er uitgewisseld worden en welke wending de discussie zomaar kan krijgen.

Het is heel fijn om te merken dat Rob Jetten en Thijs Kleinpaste mijn geloofsopvattingen niet uit handen willen slaan, maar in het onderwijs mogen deze geen plaats hebben. Zij zeggen: religie moet de handen van het onderwijs afhouden. Ik zeg: de overheid moet de handen van het onderwijs afhouden. En ik wordt daarin gesteund door de voorzitter van de WRR, prof. dr. W. B. H. J. van de Donk. Tijdens de opening van het academisch jaar in Kampen stelde hij: "Als het aan mij zou liggen, krijgt die klassieke vorm van confessioneel onderwijs dus duurzaam bescherming."

Een citaat uit het artikel in De Volkskrant: “De Jonge Democraten willen onderwijs waarin kinderen niet leren wat ze moeten vinden, maar wat ze mogen vinden.” In de eerste plaats ben ik van plan te emigreren als dit de inhoud van ons onderwijs wordt. Deze vrijblijvendheid zal de morele chaos alleen maar vergroten. In de tweede plaats ben ik ervan overtuigd dat het onthouden van een duidelijk wereldbeeld evengoed het opleggen van een wereldbeeld is. Een wereldbeeld waarin elk individu zijn of haar eigen waarheid gecreëerd en er niet zoiets bestaat als algemeen gedeelde waarden en opvattingen. Hier ligt volgens mij de zwakte van deze doorgeschoten “pretliberalen”. Er bestaat altijd zoiets als een moreel stelsel. Ieder weldenkend mens zal het afwijzen van kannibalisme geen kwestie van smaak noemen. Ook zij moeten toegeven dat moraal niet uit de lucht komt vallen, ook voor christenen niet, maar dat er zoiets bestaat als een traditie waarin zoiets tot stand komt. Wat dat betreft heeft het christendom zich wel bewezen de afgelopen eeuwen. Ook als het gaat om het doorgeven van deze cultuur en beschaving. Dat is de kern van goed onderwijs. Met de ideeën van Jetten en Kleinpaste zal weldra het donker van de nacht over ons komen.

maandag 7 september 2009

Tel je zegeningen, of…?

Geert Wilders is weer nieuws. Een tijdje ging de PVV in de peilingen omlaag, vermoedelijk door de relatieve mediastilte rond de partij en persoon van Wilders. Nu kan Wilders zich weer kwaad maken en dan is hij op z’n best. Wilders wil niets anders dan gezien worden als de buitenstaander, iemand die door de elite genegeerd wordt. En dat lukt opnieuw.

Zijn politieke tegenstanders maken duidelijk dat meneer Wilders vragen stelt die niet kunnen en zetten hem hiermee opnieuw buiten het establishment - wat hij ook alleen maar wil. Bovendien zet hij zichzelf ook vakkundig buitenspel. Wilders, zo is mijn conclusie, is een politieke rat die zijn tegenstanders altijd weer te slim af lijkt te zijn. Zelfs als het even tegenzit. In ieder geval is Wilders een ideologische Kameleon die van links naar rechts schiet. Werken na de vijfenzestigste verjaardag hoeft van Geert Wilders nooit. Daaraan toegevoegd stelt hij dat de PVV nooit wil regeren met partijen die de AOW-gerechtigde leeftijd willen opschroeven. Zo, nu staat Wilders er opnieuw buiten. De echte reden is dat Geert Wilders geen regeringsverantwoordelijkheid wil. Maar wie heeft dat in de gaten?

De PVV maakt slim gebruik van het knullige optreden van zijn politieke tegenstanders. Eén van die tegenstanders luistert naar de naam Eberhard van der Laan, de integratieminister. Een tijdje geleden spraken de ministers onderling af Wilders harder te gaan aanpakken. Blijkbaar leest geen van de bewindslieden De Volkskrant, aangezien net een aantal weken daarvoor Jacques Monasch helder uiteenzette hoe Wilders in elk geval niet benaderd moet worden (zie mijn blog De splinter en de balk). Nu lukt het de PVV bij monde van Kamerlid Fritsma weer. En eerlijk is eerlijk: hij maakt slechts gebruik van de ruimte die hem geboden wordt. De PVV in een verklaring over de magere resultaten die het kabinet als antwoord ga op de Kamervraag van de PVV om inzichtelijk te maken wat allochtonen kosten: “het is een botte belediging van de Kamer en de kiezer dat minister Van der Laan in zijn elitaire arrogantie stelt niet eens geïnteresseerd te zijn in de kosten van niet-westerse allochtonen.” Een dergelijk antwoord kan alleen de PVV geven, maar iets van deze verontwaardiging snap ik wel. Je kan er als beweging namelijk electoraal garen bij spinnen. Van Eberhard van der Laan snap ik alleen helemaal niets.

Een kabinet dat er stellig van overtuigd is dat immigratie een “zegen” voor de Nederlandse samenleving is, maar weigert een overzicht te geven van de kosten en opbrengsten van de fenomeen vind ik niet geloofwaardig. “Tel je zegeningen”, zo luidt het gezegde. Het kabinet kan niet tellen en zo blijft “de wens de vader van de gedachte.” Als de kiezer ingrijpt is het te laat. Het kabinet is er om problemen op te lossen, als we niet weten hoe groot het probleem is kunnen we het ook niet oplossen.

dinsdag 7 juli 2009

De splinter en de balk *

Het kabinet geeft Wilders er van langs, maar de bewindslieden realiseren zich niet dat zij uit angst de confrontatie mijden en na de wake-up call van de Europese verkiezingen precies de verkeerde strategie volgen. Het kabinet verdient absoluut geen voldoende hiervoor.

“ Minister zetten aanval op Wilders in” was het nieuws van maandag 29 juni 2009. Volgens Eberhard van der Laan, minister van integratie, heeft het kabinet de moedige aanval op Geert Wilders al eerder ingezet, hij refereerde aan uitspraken van collega’s: “ook Verhagen en Donner hebben onlangs al heel verstandige dingen gezegd.” De laatste die een duit in het zakje deed was Eimert van Middelkoop (CU), hij noemde Wilders “een overgangsfiguur die een achterhoedegevecht levert in het integratiedebat” Het kabinet wil dolgraag aantonen dat Wilders geen gelijk heeft, volgens Jacques Monasch - communicatie en campagnestrateeg - een fuik waar de gevestigde partijen met open ogen inlopen. Uit de Fortuyn-revolte is geen lering getrokken.

Blijkbaar zijn een aantal partijen hard geschrokken dat Wilders niet alleen hoog kan scoren bij Maurice de Hond, maar ook in staat is dit te verzilveren door na het CDA als grootste uit de bus te komen. Ik kan mij dat goed voorstellen. Elsevier-columnist Bart Jan Spruyt sprak zijn hoop uit dat de Europese verkiezingen een tijd van ontwaken zou markeren bij de christelijke partijen. Welnu, de slapende honden zijn wakker, maar blaffen slechts. Voorwerp van hun machteloze woede is – eender als voorheen – Geert Wilders. Politici van de traditionele middenpartijen CDA, VVD, PvdA en D66 blijven hem demoniseren. Regeringspartij CU doet er graag aan mee.

Waarom besluiten politici - in dit geval ministers - tot een aanval op Wilders? Het lijkt me een vorm van paniekvoetbal. Veel politici hebben net zo weinig met de Socialistische Partij als met de partij van Wilders, toch schijnen ze het niet te kunnen laten om steeds te benoemen wat er aan Wilders niet deugt. Het is de arrogantie van de gevestigde partijen waarmee zij in 2001 ook Pim Fortuyn buitensloten. Politici zijn geschrokken van de uitkomsten van de Europese verkiezingen, dat is goed te begrijpen. Maar deze ‘wake-up call’ heeft niet gewerkt. De gevestigde partijen gaan alleen nog maar harder schreeuwen. Ze verwijten Wilders dat hij geen oplossingen heeft terwijl bijvoorbeeld het kabinet er zelf ook niet goed in slaagt naar de kiezer duidelijk te maken wat de oplossingen zijn van grote problemen die juist onder hun regeringsverantwoordelijkheid in het verleden gegroeid zijn. Ik kan mij niet voorstellen dat mensen de uitspraken van minister Van Middelkoop - “Wilders is een overgangsfiguur die een achterhoedegevecht voert” - serieuzer nemen dat wat Wilders te zeggen heeft.

Uit de analyse van, de eerde genoemde, Jacques Monasch in De Volkskrant blijkt dat, wat gevestigde partijen ook zeggen, de gemiddelde burger van Nederland de boodschap heel anders zal ontvangen. Wilders zaait angst, zo zeggen ministers. De kiezer hoort: problemen worden verdoezeld. Politici gaan een eindje mee met Wilders en zeggen vervolgens dat problemen door een kleine groep worden gemaakt: De kiezer denkt: “belachelijk, de gevestigde politiek kan nog niet eens vijftig ‘rotjochies’ aanpakken.” Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Het kabinet ziet een splinter in het oog van de heer Wilders, maar ziet de eigen balk niet. Het kabinet kan duizend-en-een-keer roepen dat Wilders liegt en dat zij wel wat bereiken, maar dat zet geen zoden aan de dijk, zeker niet als de burger daar niet zoveel van merkt. Politici die willen laten zien wat ze kunnen moeten dat niet doen door hun gal te spuwen op Wilders, maar door ook eerlijk naar zichzelf te kijken. Het kabinet gaat niet voorop in het bezingen van de lof van de identiteit van Nederland. Als politicus kan je het ook gewoon oneens zijn met Wilders. Hij staat voor een de verworven moderne vrijheden, de SGP is daar minder enthousiast over. Het eigen verhaal kan alleen de kiezer overtuigen. Voor ons is dat het verhaal over het christelijke geloof - en de doorleving daarvan - als wapen duidelijk en herkenbaar moreel kader tegen ‘ongeloof en revolutie’.

Maar er is een onderliggend probleem. Het probleem heet niet Wilders. Het probleem heeft inderdaad wortels in de, door de sociaal-democratie geschapen, verzorgingsstaat. Velen willen de overheid kleiner, tegelijkertijd blijven ze altijd maar het onmogelijke verwachten van de overheid. De schuld wordt zo makkelijk bij de overheid gelegd. Hierbij moet ik denken aan de bekende uitspraak van Ronald Reagan: “The nine most terrifying words in the English language are: 'I'm from the government and I'm here to help.’” Laat politici samen duidelijk benoemen en vervolgens aanpakken, vooral de problemen waar ze wel wat aan kunnen doen. Maar laat de bevolking geen overdreven verwachting hebben. De gevestigde partijen gaan niet vrijuit: ze hebben al zoveel beloofd. Wilders belooft nog meer, maar krijgt van veel kiezers het voordeel van de twijfel.

* ) Dit artikel stond eerder, aangepast, in het Reformatorisch Dagblad

woensdag 24 juni 2009

SGP, ChristenUnie en conservatieven

In het commentaar van het Nederlands Dagblad van 24 juni schrijft Marc Janssens: “De breuk tussen ChristenUnie en SGP in het Europarlement heeft iets ironisch. Terwijl de eurokritische SGP ogenschijnlijk veel beter bij de centrumrechtse Britse conservatieven past, schuift de op punten meer linkse ChristenUnie nu als enige aan.” Het commentaar gaat in het vervolg niet in op de hierboven geschetste tegenstelling. Vooral SGP-europarlementariër Bas Belder leek zeer ingenomen met de samenwerking met de Britse Conservatives. En terecht. De combinatie van SGP en ChristenUnie kon niet bepaald conservatief genoemd worden, maar persoonlijk staat Belder wel dicht bij het conservatisme en dat geldt ook voor de SGP. Meer dan de ChristenUnie hoort de SGP bij conservatieven thuis. Na een avondje buurten bij het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie, die momenteel nadenken over de islam, werd het me nog duidelijker: de ChristenUnie heeft niets gemeen met conservatieven. De deelname aan de ECR in Europa, zonder de conservatieve SGP, is daarom een klucht.

Misschien had David Cameron zich niet moeten laten leiden door de druk van een mogelijk aangetast imago op weg naar de Britse verkiezingen – dat lijkt de reden te zijn voor de uitsluiting van de SGP met haar ‘ vervelende’ vrouwenstandpunt. Dit geeft wel aan hoe het politieke klimaat anno 2009 is. Niet enkel standpunten doen ertoe, maar het imago van een partij. Angst voor de publieke opinie regeert, met de SGP als slachtoffer van haar eigen ‘ vrouwenstandpunt’ . Conservatieven kiezen een christelijk-sociale partij ten faveure van een christelijk-conservatieve partij. Het is triest dat zelfs ‘conservatieven’ heden ten dage zich laten leiden door publieke opinie en de gelijkheidideologie en daarmee geen begrip kunnen opbrengen voor een partij die over Europa zaken nagenoeg hetzelfde denkt als zij, maar op basis van religieuze overtuiging binnen de eigen partij een duidelijk standpunt inneemt over de positie van vrouwen. Laat ik helder zijn: de samenwerking met de CU laat toch wel zien dat de SGP geen rabiate partij is die vrouwen in de politiek niet accepteert. De gecombineerde lijst maakte dit wel duidelijk. Bovendien, zo zei partijleider Van der Vlies in het EO-programma Dit is de dag: “de SGP heeft altijd laten zien te willen samenwerken.”

Hoe men ook denkt over het vrouwenstandpunt van de SGP, het valt moeilijk te ontkennen dat er bij de ChristenUnie – op de keper beschouwt – nog wel grotere geschilpunten staan met de conservatieven, of breder het conservatisme. Op dit punt heeft de SGP – naar mijn mening – toch een duidelijker profiel.

Omgekeerde Wereld

Ronald Plasterk: een aardige man, op het eerste gezicht. Bijzonder behulpzaam ook. Eigenlijk naar alle mensen. Jongeren wil hij weerbaar maken, homo’s helpt hij als geen ander. En orthodoxe christenen? Natuurlijk, zij hebben ook een steuntje in de rug nodig om nu voor eens en altijd achterlijke standpunten op te geven. Als minister geef je dan uitleg aan gelovigen hoe ze het geloof moeten zien: het gaat, zo zei hij, om “liefde” en niet om “wetjes en regeltjes”. Bedankt excellentie, hierdoor is ons eindelijk een lampje gaan branden…

Ronald Plasterk is een voorstander van Laïcité, een strikte scheiding tussen kerk en staat. Daarbij hoort neutraliteit. Als sociaal-democraat gelooft Plasterk - getuige zijn onvermoeibare strijd voor acceptatie van de ‘omgekeerde wereld’ - in de maakbaarheid van de samenleving. Dat neutraliteit daarin fictie is, hoef ik niet uit te leggen. Wanneer de overheid al neutraal zou kunnen zijn betekent dit dat er vrijstellingen of speciale aandacht volgen voor bepaalde groepen, zo betoogde professor Van der Burg, onlangs. Dit geldt de aandacht voor homoseksualiteit in het onderwijs, maar ook de erkenning van gewetensbezwaren.

Neutraal is niet neutraal, maar ideologie van de omgekeerde wereld. Een post-christelijke samenleving is niet te vergelijken met een heidense samenleving. Er zijn overeenkomsten, maar het grote verschil is dat het Evangelie er geklonken heeft. Het christelijke geloof kent een duidelijke ethiek. In een post-christelijke samenleving wordt deze ethiek omgekeerd. Wat abnormaal was, móet normaal worden geacht. Het recht van een ongeboren leven wordt niet bevochten, maar dierenrechten, ik herhaal, dierenrechten (!) móeten in de grondwet worden vastgelegd. Zo ook de agressieve homocultuur, waar Plasterk het voor opneemt. Soms komt pijnlijk openbaar wat de ware aard van het beestje is.

Groen van Prinsterer (1801-1876) hield zijn tegenstanders aan de neutraliteit die zij meenden voor te staan. Alles wat dat niet was schoot hij genadeloos af. Zo moeten wij ook de rabiate ideologie van ´ongeloof en revolutie´ ontmaskeren en blootleggen. Het is de wereld op z’n kop. Neutrale politici storten zich met veel emotie in het debat. Waar is de vrijheid van een minderheid om niet mee te doen aan wat de linkse elite wil?

Dirk-Jan Nijsink

dinsdag 2 juni 2009

Ik hoor stemmen…

Deze week maakt Nederland zich op om te gaan stemmen. Donderdag 4 juni 2009 worden in Nederland de verkiezingen gehouden voor het Europees Parlement. In de media doen zich tegenstrijdige geluiden voor over de verwachte opkomst. Historisch laag, of juist zeldzaam hoog - ongeveer 66 procent. Politieke partijen voeren flink campagne, en ook de belastingbetaler doet - gewild of niet - een flinke duit in het zakje. Welkom in de wondere wereld van de ‘Europese verkiezingen 2009’: mede mogelijk gemaakt door u, jij en ik.

Populariteit
Europa is niet populair. Niets nieuws natuurlijk, maar opmerkelijk was wel het bericht dat ik vrijdag hoorde. Ironisch genoeg terugkomend van een campagnebijeenkomst van ‘Lijst 6’. Nederland ‘zapt’ massaal weg als het ‘E’ woord valt. Zodra de Europese vlag in beeld komt, zodra een presentator ‘Europa’ zegt, zodra er een hoofd van één van de lijsttrekkers verschijnt op het beeld, kelderen de kijkcijfers met ongeveer 50 procent. Nu is het ook nog eens zo dat diezelfde lijsttrekkers niet uit de media zijn weg te slaan. Logisch natuurlijk, want het is campagnetijd. Maar bezinning hierop lijkt me niet verkeerd.

Belastingbetaler
Tot overmaat van ramp vindt er ook nog zoiets plaats als een soort van ‘compenserende campagne’. Dit weekend liep ik nietsvermoedend naar de Utrechtse dom, mij verheugend op een prachtig concert. Op het Domplein stuitte ik op een herrie. Het bleek te gaan om een algemene campagne om mensen op te roepen te gaan stemmen voor de Europese campagne. Overal zag ik jongeren lopen die aan het canvassen waren. Ik kon niet om deze ‘blauwe brigade’ heen. Storend is zoiets. Dat politieke partijen campagne voeren is goed en begrijpelijk, maar dat daarnaast ook met belastinggeld mensen opgeroepen worden te stemmen vind ik niet nodig. Het gaat hier om gemeenschapsgeld dat wel beter besteed kan worden. En dan die ‘Postbus 51’ radiospotjes van deze campagne. “Ik geloof dat ik stemmen hoor”. Je zult maar stemmen horen… Ik ga niet echt zitten mokken dat mijn belastinggeld naar allerlei projecten en clubs - bijvoorbeeld het COC - gaat, maar leggen we hier niet de vinger op de zere plek?

Boven onze hoofden
Goed burgerschap draagt verantwoordelijkheid in zich, ook voor het uitbrengen van een stem als een vorm van burgerlijke plicht. Wie niet stemt, heeft ook geen recht om zijn oh haar stem te laten horen tegen diezelfde politiek, nationaal of supranationaal. Blijkbaar voelt de burger zich op één of andere manier niet geroepen te stemmen of interesse te tonen. In mijn opinie iets waar opnieuw diezelfde politieke elite in Europa schuld aan heeft. Hoe je het ook wend of keert, het Europese project is toch vooral een hobby van de politieke elite die zich grotendeels ver boven het hoofd van ons - gewone burgers - heeft voltrokken. Voor de binding tussen politiek en de samenleving is dit niet goed. Het imago van Europa is negatief. Sommige partijen spelen op dat gevoel in, zoals de SP en de PVV. Ik werk bij een politieke partij en zou met vreugde moeten zien hoe de burger er met de haren wordt bijgesleept, maar bij mij wekte het ergernis op. Ik ben bang dat dit voor meer mensen geldt.

donderdag 7 mei 2009

"Lankmoedigheid is een mooie term"

Afgelopen week presenteerden de SGP-jongeren op het voorjaarscongres Kernideeën, de nieuwe beginselverklaring. Samen met scheidend voorzitter Jan Kloosterman gaf ik een interview aan het Reformatorisch Dagblad. Kernideeën is geschreven door Geert Schipaanboord, Jan Kloosterman en ikzelf.

Jullie pleiten voor een verdraagzame overheid. Dat is toch heel wat anders dan een overheid die de valse godsdiensten uitroeit?
SGP-jongerenvoorzitter Jan Kloosterman: „Nee, wel is de volgorde van de dingen belangrijk. De overheid is wel degelijk geroepen een bijdrage te leveren als het gaat om het inrichten van de samenleving naar Gods Woord. De instrumenten die haar ter beschikking staan zijn niet allereerst en allermeest geschikt. Een verandering van denken die tot een andere overtuiging leidt, kan alleen door de kracht van Gods Woord bereikt worden. Het instrument van de Woordbediening is aan de kerken gegeven. Daarom moeten we het daar allereerst van verwachten.”

SGP-jeugdwerkadviseur Dirk Jan Nijsink: „Een christelijk verdraagzame staat, daar spreken wij over. De mooie term ”lankmoedigheid” mogen we wel vaker noemen, in theocratisch perspectief: dat wil zeggen in de wetenschap dat ”God regeert”. Andere godsdiensten dan de christelijke zijn geen waarheid en hoeven door de overheid niet gesteund te worden. Het christelijke betekent dat het christendom en zijn ethiek weerslag vinden in wetten en regels in ons land. De overheid is er om de kerk te bieden wat zij nodig heeft. De overheid mag de waarheid niet onderdrukken en de leugen boven haar stellen.”

Is er nog verschil tussen jullie opvattingen over tolerantie en die van de ChristenUnie?
Nijsink: „De ChristenUnie lijkt vooral op de lijn te zitten van godsdienstpluralisme. Wij kiezen daar absoluut niet voor. Tolerantie moet je helder definiëren. Het gaat om iets waar je wat aan kunt doen en zou willen doen, maar wat je nalaat, bijvoorbeeld om chaos te voorkomen. Principieel wijs je daarmee de valse religie af.”

Kloosterman: „Er is zeker verschil. De zeggingskracht en het gezag van Gods Woord geldt iedere burger en ook de overheid. Dat is en blijft ons uitgangspunt. Pragmatische politiek en de mate van compromissen heeft een principiële grens. Het interview met vicepremier Rouvoet, vorige week in deze krant, heeft duidelijk gemaakt hoe ver de ChristenUnie kan en wil gaan in het sluiten van compromissen. Wat ons betreft is dat te ver.”

Toch zijn jullie wat minder expliciet ingegaan op het thema vrijheid van godsdienst. Hebben jullie kritiek gehad van het hoofdbestuur op jullie eerdere uitlatingen?
Nijsink: „Er is een goed en open gesprek geweest met kritische vragen. Tegelijkertijd hebben we ook veel lof vanuit de achterban ontvangen. Het gaat ons niet om verandering of om provocerend te zijn. We denken mee. We zien problemen, jongeren die de partij de rug toekeren en kiezers willen duidelijkheid. Het hoofdbestuur wil dat ook. Wij zetten ons in voor dezelfde zaak.

Als het gaat om herkerstening van de samenleving verwachten jullie het van de kerken. Daar komt toch niets van terecht met al die kerkelijke verdeeldheid en onverschilligheid?
Nijsink: „Ja, hier ligt ons pijnpunt. Dat moet ons ook wel met schaamte vervullen. Maar laten we een wedervraag stellen. Als de kerken verdeeld zijn betekent dit toch niet dat de SGP, de taken maar moet overnemen die de kerk heeft? We moeten leren niet groot te denken van de overheid.”

Staat de SGP, die zich beroemt op haar interkerkelijkheid, haar eigen ideaal in de weg?
Kloosterman: „Het omgaan met verschillen zal het verschil in dezen maken. Wat ons betreft is het leidende motief echter kwaliteit van bestuurders en politici en moet de kerkelijke verscheidenheid zo veel mogelijk genivelleerd worden door elkaar op te zoeken in de punten die ons binden.”

De beginselverklaring is inmiddels ook op diverse blogs besproken:

Beginselverklaring SGP-jongeren

APELDOORN – De SGP-jongeren pleiten voor „een christelijke verdraagzame staat.”

Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarin wordt gesproken van het weren en uitroeien van valse godsdiensten, moet in dat kader worden gelezen. „Het bewaart voor een al te prestigieuze doelstelling in de politiek.”

Dat schrijven de SGP-jongeren in een beginselverklaring die zaterdag op hun congres in Apeldoorn wordt gepresenteerd. Niet de overheid, maar de kerken dienen een centrale rol te vervullen bij de terugkeer van Nederland tot het christelijk geloof.

„Laten we niet te groot denken van de invloed die de overheid heeft en niet te klein denken van de kracht van de kerken”, zo staat in het basisdocument “Kernideeën”.

Volgens de SGP-jeugd zijn wetgeving en zwaardmacht niet de juiste instrumenten om het evangelie te verbreiden. Daarom moet de overheid zeer terughoudend zijn om zaken op het gebied van levensovertuiging te willen veranderen.

„Voor een christen-politicus staat de decaloog (de tien geboden, red.) niet los van verdraagzaamheid. Lankmoedigheid -het loopt God niet uit de hand- past. Deze nuance laat ruimte voor andersdenkenden.”

De onderscheiden taken van staat en kerk moeten er niet toe leiden dat de partij verzandt in getuigenispolitiek. „Een christenpoliticus getuigt desnoods met woorden, maar eerst met zijn daden”, zo staat in het document.

De jongeren aanvaarden de democratische rechtsstaat als plaats waarin een christenpoliticus zijn werk doet: „De democratie geeft christenen een stem in het gesprek in de samenleving.”

Theocratie staat voor de SGP-jeugd niet tegenover democratie: „De theocratie is voor de SGP-jongeren nooit af te schaffen, omdat het een werkelijkheid is die van de enige en drieënige God uitgaat. De theocratie is voor de levende Kerk van Jezus Christus tot troost: De Heere regeert en bestuurt alle dingen naar Zijn wil.”

BRON: Reformatorisch Dagblad, 1 mei 2009

vrijdag 27 maart 2009

Parlementaire zelfreflectie

Eén dag na de conferentie over parlementaire zelfreflectie blijkt dat de Tweede Kamer niet echt lang in de spiegel gekeken heeft. Het debat over de economische crisis bracht aan het licht dat er eigenlijk niets is veranderd. Een kabinet met een gedaante van een lamgeslagen eend, achterkamertjespolitiek, ontbrekende visie, uitschakelen van democratische processen en - als klap op de vuurpijl - het vertrek van een complete fractie uit de plenaire zaal. Verkeert de democratie in een crisis? In elk geval lijken politieke gevoeligheden belangrijke maatregelen voor de toekomst te blokkeren.

De coalitie is hier voor een deel schuldig aan door de regels van het dualisme terzijde te schuiven, waarschijnlijk uit wantrouwen ten opzichte van de coalitiepartners. Na een wekenlang beraad kwam de coalitie met een pakket aan maatregelen. Wellicht hebben de heren samen met mevrouw Hamer elke dag Ganzenbord gespeeld, immers er mocht na al die dagen wel iets meer worden verwacht dan de maatregelen die er nu liggen. De coalitiepartijen houden elkaar in de greep ten koste van de toekomst van Nederland. Taboes blijken onbespreekbaar en dat terwijl de minister-president - en dat schiep verwachting - zei dat ‘zelfs het politiek onwaarschijnlijke’ mogelijk zou kunnen zijn.

Terwijl de oppositie niet werd uitgenodigd lieten de coalitiepartijen zich ringeloren door Agnes Jongerius (FNV), misschien uit angst voor ‘het Malieveld’. Juist in de week van de parlementaire zelfreflectie wordt de parlementaire democratie ondermijnd.

Terecht tekende de oppositie hier felle kritiek op aan. Waarom trok het kabinet zich zolang terug? Waarom moesten daar Pieter van Geel, Marriëtte Hamer en Arie Slob aan meedoen? En de regels van het duale stelsel? Natuurlijk, tijden van economische crisis vereisen onorthodoxe maatregelen, maar juist dié ontbreken. Een beter pakket kon zeker. Juist de crisis - met de toename van de werkloosheid - biedt de kans om juist aandacht te besteden aan het ‘morele kapitaal’. Er gaat veel mis in dit land, maar dat mag, politiek correct, niet in verband worden gebracht met de schamele status van het gezin (de hoeksteen van de samenleving). Minder geld naar de kinderopvang en een rehabilitatie van de algemene heffingskorting om jonge gezinnen te ondersteunen behoorden tot de mogelijkheden. En om Nederland betaalbaar te houden voor nieuwe generaties moet de hypotheekrenteaftrek aangepakt worden of minimaal afgetopt worden. Juist één van de belangrijkste hordes die genomen had moeten worden is onder druk van de sociale partners - de SER mag met een alternatief komen voor de idee van de ophoging van de AOW-leeftijd van 65 naar 67 jaar - met een half jaar uitgesteld, of mogelijk van de baan.

Als politieke en electorale belangen echte oplossingen blokkeren mag je toch terecht afvragen of zelfreflectie zin heeft. Een belangrijke vraag zou kunnen zijn, kijkend in de spiegel: “wat willen we eigenlijk met Nederland?”

Eén dag na de conferentie ‘parlementaire zelfreflectie’ wordt het hele parlement buiten spel gezet, nota bene door een uitspraak van de fractievoorzitter van de grootste coalitiepartij. Het is onwaarschijnlijk dom wat Van Geel deed, want populist pur sang Wilders wist er prima mee om te gaan: “Ik ben woest”, zo reageerde Wilders naar aanleiding van de opmerking van Van Geel die stelde dat de oppositie eigenlijk niets meer aan het akkoord kon veranderen. Wilders dacht: natuurlijk, de slachtofferrol. In zijn gedachten telde hij de extra zetels er al weer bij. Met de vijanden die Geert Wilders heeft hoef je eigenlijk geen vrienden te hebben. En inderdaad: in het parlement heeft de PVV geen vrienden, maar wel heel goede vijanden. Ik zie Wilders als de winnaar, maar of ik daar nu zo blij van wordt…

woensdag 4 februari 2009

Geert, Hero en Harry

“Ze zijn compleet van de pot gerukt” was de reactie van Geert Wilders op een onlangs gepubliceerd wetenschappelijk onderzoek waarin de Partij voor de Vrijheid als ‘extreem-rechts’ werd neergezet. Wilders noemde het een “belediging van de PVV en haar kiezers.” De reactie van Wilders verbaast natuurlijk allang niet meer, hoewel de woordkeus behoorlijk kleinzielig is voor een parlementslid.

Bij de PVV loopt ook nog ene Hero. Hero Brinkman. Vorig jaar zette hij de Antillen te koop op Marktplaats en noemde hij Aruba “een corrupt boevennest”. Dit jaar ging Brinkman opnieuw mee met de speciale Kamerdelegatie naar Aruba. Constructief overleg? Nul. Hero zette de boel op de kop met platte uitspraken. Nu zeg ik niet dat het op Aruba koek en ei is, maar op deze manier wordt het overleg elk jaar één grote klucht. En wat zegt baas Geert: “Als de Arubanen Brinkman met ook maar één vinger aanraken, ga ik persoonlijk naar Venezuela om Chavez te smeken die corrupte criminele middeleeuwse Arubaanse bende over te nemen”. Dan ben je toch compleet van de…

Over Hugo Chavez gesproken, in Nederland hebben wij zo ook onze links-socialistische populisten. Neem Harry. Harry van Bommel. Schreef deze rassocialist vorig jaar al ronduit negatief op zijn weblog over de SGP, terwijl de staatkundig gereformeerden juist die dag jarig waren. Vorige maand maakte Van Bommel het helemaal bont door vooraan te lopen in een anti-Israël-betoging. Hij toonde zijn ware gelaat door overtuigend te roepen: “initfada, initfada, Palestina vrij!” Ongekend, zeker tegen de achtergrond van Palestijnse vlaggen en tekens van Hamas. Luidkeels schreeuwden betogers achter Harry: “Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas”. Harry liet het zich welgevallen.

Dit zijn volksvertegenwoordigers, ze wanen zich alleen in hun eigen speelkamer. Heren: ga je nu eens samen met je collega-Kamerleden écht inzetten om samen oplossingen te bedenken voor échte problemen en laat je pubercapriolen na.